Monteverdi en zijn voorbeelden
Meer dan wie ook markeert Claudio Monteverdi de overgang van de Renaissance naar de Barok. Kenmerkend is vooral dat de tekst weer de hoofdrol krijgt en bepalend wordt in de vorm van de compositie. Deze zogenaamde ‘seconda prattica’ staat tegenover de ‘prima prattica’, de polyfone componeerstijl met soms door elkaar lopende teksten. Niet voor niets was Monteverdi één van de belangrijkste pioniers van de opera in de vorm zoals wij die nu nog kennen, met als eerste de ‘Orfeo’ uit 1607. In het programma van vandaag proberen wij de ontwikkeling en sterke verscheidenheid in Monteverdi’s werk te laten horen.
Vóór de pauze volgen we de lijn van de wereldlijke muziek, te beginnen met Monteverdi’s leraar in Cremona, Marc’Antonio Ingegneri. We luisteren achtereenvolgens naar Ingegneri’s madrigaal ‘Taquer le nostre Muse’, en daarna naar voorbeelden van Monteverdi’s madrigalen uit zijn eerste, vierde, zesde en achtste boek, gepubliceerd in 1587, 1603, 1614, en 1638. Indie reeks horen we de werkelijk enorme overgang van mooie, harmonisch ontwikkelde maar afstandelijke polyfonie naar uiterst dramatische tekstexpressie. De madrigalen waren Monteverdi’s proeftuin: hier is de ontwikkeling van zijn componeerstijl door de jaren het best waar te nemen.
Als intermezzo klinkt een stuk voor gamba en orgel van Frescobaldi, ook een vernieuwer in diezelfde tijd.
Daarna belichten we in het tweede deel van het programma Monteverdi’s kerkelijke composities. Die dateren voornamelijk van na 1614, toen hij werd aangesteld als Maestro di Capella in de San Marco in Venetië. Om die reden beginnen we met een dubbelkorig motet van zijn illustere voorganger: Giovanni Gabrieli. Daarna klinken enkele delen uit Monteverdi’s 4-stemmige mis. Dit werk, gepubliceerd in 1641, lijkt een anachronisme: het is een briljante compositie, geheel in de Palestrina-stijl gecomponeerd (prima prattica). De Litania de Loreto (eerste publicatie in 1620) reflecteert veel meer de nieuwe stijl, met veel homofonie en tekstexpressie. Het 6-stemmige Magnificat tenslotte is afgeleid van het Magnificat uit de Mariavespers, het werk dat Monteverdi in 1610 schreef voor een sollicitatie in de Romeinse Sint Pieter. Dit Magnificat combineert korale grootsheid met virtuoze solodelen, en is daarmee een mooie afsluiting van het programma.
Â